14 juli 2024
Mailen met Janneke Siebelink
Een paar weken geleden las ik het prachtige debuut van Janneke Siebelink: Soms sneeuwt het in april. Ik was dan ook erg blij om te lezen dat Janneke openstond voor een interview.
In dit interview gaat Janneke Siebelink uitgebreid in op haar debuut en hoe lang ze aan dit verhaal gewerkt heeft. Ook vertelt ze over haar werk in een hospice en het boek ‘December slaan we even over’. We hebben het ook over familie, interviewen en over dichteres Ingrid Jonker. Het is een intiem en ontroerend interview geworden.
‘Soms sneeuwt het in april’ is een indrukwekkende roman. Was het een verhaal dat al langer in je hoofd zat?
Een tijdlang schreef ik familiegeschiedenissen en zodoende kwam ik in aanraking met dit verhaal en met de echte Katharina. Het verhaal, de achtergrond van de voor mij onbekende geschiedenis van de Georgische opstand op Texel, de willekeur van de oorlog… Het raakte mij meteen en liet me niet meer los. De maand april speelt een belangrijke rol in het boek. Terwijl half Nederland was bevrijd, vond er in de nacht van 5 op 6 april 1945 een gruwelijke opstand plaats op Texel, de Georgische opstand. Het was een oorlog in een oorlog. Deze nacht is de basis van het verhaal.
Ik wilde dit verhaal heel graag opschrijven, maar het bleef een verhaal. Er ontbrak een persoonlijke laag. Ik kreeg het niet op papier zoals ik het wilde. En toen kwam Bol.com waar ik een lezersplatform oprichtte. Jarenlang las ik onafgebroken en interviewde ik talloze auteurs. Ondertussen kon ik dit verhaal niet loslaten, maar ik was ook overweldigd door het enorme aanbod van boeken dat iedere dag op mijn bureau arriveerde… Na zeven jaar dacht ik: het is nu of nooit. Ik geef het nog één kans, zodat ik mezelf recht in de ogen aan kan kijken en kan zeggen dat ik er alles aan heb gedaan, alvorens ik het verhaal voor altijd laat rusten.
Ik zei mijn baan op, ging zitten en begon opnieuw. ‘Soms sneeuwt het in april’ is een roman gebaseerd op een waargebeurde geschiedenis, naar het heden gebracht om te tonen hoe de oorlog nog altijd zijn schaduwen werpt over de generaties die volgen. Ik denk dat ik zelf ook het een en ander mee moest maken op persoonlijk vlak, moederschap, verhoudingen binnen mijn eigen familie, mijn eigen ouders, om dieper in het verhaal op te kunnen gaan, een extra laag toe te kunnen voegen waardoor het werkelijk tot zijn recht kon komen.
Tegelijkertijd moest ik de werkelijkheid los durven laten. Ik voelde me schatplichtig aan Eleonore, de vrouw op wie Katharina, de hoofdpersoon, is gebaseerd. Ik sprak haar toe tijdens de boekpresentatie, gaf haar het eerste exemplaar: “Ik heb jouw leven mogen lenen en heb daar mijn verbeelding op losgelaten. Ik heb me voorgesteld hoe je als meisje van 12 opgroeit tot een prachtige, jonge vrouw. Hoe je op school was, in de klas, met andere meisjes, hoe je thuis was. Hoe je in je Amsterdam Noord opgroeide en naar de stad fietste, hoe je kleding veranderde, hoe je rookte en danste. Hoe het verleden jouw heden kleurde en hoe je leven kantelde. Ik zeg nu ‘je’ en ‘jouw’, maar jij bent het niet. Ik heb jouw leven, jouw verhaal geleend en een nieuw persoon gecreëerd. Je gaf je leven. Ik geef je er een ander leven terug.”
Wil je iets meer vertellen over de inhoud van ‘Soms sneeuwt het in april’?
Kort gezegd gaat het verhaal over een meisje, Katharina, dat opgroeit met het gewicht van het trauma van haar moeder Helena op haar schouders. De hoofdvraag is: zal Katharina dit trauma ontgroeien en inzien dat ze verantwoordelijk is voor haar eigen keuzes in het leven en niet voor die van haar ouders?
Het is het verhaal van drie vrouwen – een dochter, moeder en oma – verweven met een relatief onbekend stukje Nederlandse geschiedenis. Katharina probeert haar moeder, die zich amper met haar bemoeit, te redden. Wat ik niet vooraf zo bedacht had, het is al schrijvende ontstaan. Pas achteraf kan ik stellen dat ik Katharina, en mezelf ook, wil meegeven: je bent niet verantwoordelijk voor het geluk van je ouders en voor de keuzes die je ouders maken.
Iets wat ik mijn eigen kinderen ook probeer mee te geven. Lukt het Katharina om dit te doen, om haar eigen keuzes te maken en waaruit blijkt dat? En doen jullie dat? Wat resoneert in jouw verhaal, jouw leven? Ik wil de lezer geruststellen; het is oké dat je het leven soms niet aankan. Dat betekent niet dat het niet goed kan komen. Tegelijkertijd wilde ik dat het slecht afliep met Kat. Niet iedereen kan dit leven aan, niet iedereen heeft die veerkracht. Het boek ‘Een klein leven’ van Hanya Yanagihara greep me daarom aan; je kunt niet iedereen redden. Wat niet betekent dat iemand bewust niet gered wíl worden. Iedereen haalt iets anders uit het verhaal. Volgens de één gaat Katharina dood, een ander leest dat ze terugkeert naar Peter, haar partner. Het verhaal is van de lezer. Iedereen leest het met een eigen verleden, vult met eigen gevoelens het weefsel tussen de woorden.
Kun je je als mens volledig ontwikkelen als je niet weet waar je vandaan komt als je niet weet wie jouw echte ouders zijn? Dat is een vraag die me bezighoudt. Er is een prachtige strofe uit een gedicht van Tjitske Jansen waar ik aan moet denken bij deze vragen – al biedt het wat mij betreft geen sluitend antwoord, maar dat hoeft ook niet: ‘Mos. Het levende bewijs dat je kunt groeien zonder wortels’. Heeft Tjsitske gelijk? Het zijn vragen die me bezighouden.
Je schreef ook het boek ‘December slaan we even over’. Hoe kwam dit op jouw pad en waar gaat dit over?
De stukken in dit boek heb ik geschreven voor iedereen die lééft en voor iedereen die wil weten wat er in die microkosmos van het hospice gebeurt. Het is geen verdrietig boek. Geen podium voor de dood, maar voor het leven, een ode aan het leven. Ik wil de mensen in het hospice op papier extra leven geven, niet sentimenteel en zeker niet met medelijden – daar heeft niemand iets aan. Mededogen, dat wel. Ik wilde het hospice portretteren als een veilige, een lieve plek. Een plek die angst inboezemt bij velen – onbekend maakt onbemind.
Ik had zeven jaar non-stop bij een groot commercieel bedrijf gewerkt. Mijn bevlogenheid ging ver: het eerste wat ik deed nadat ik ontwaakte uit de narcose na een pittige operatie was mijn mail checken. De dienstdoende verpleegster tikte op haar voorhoofd en pakte mijn telefoon af. Het was een fantastische baan, waarin ik fantastische mensen leerde kennen, fantastische projecten mocht optuigen en fantastische resultaten kon boeken. Het was een fantastische verslaving. En ik hield er bijna een fantastische burn-out aan over.
Er waren talloze gesprekken met een coach, familie en vrienden nodig om in te zien dat deze werkomgeving niet meer gezond voor mij was. Het voelde als falen, het voelde als opgeven en enkele weken nadat ik ontslag had genomen, kwamen de donkere wolken: sombere gevoelens die in de nacht moeiteloos overgingen in paniekaanvallen. Uit het veld geslagen en met tranen in mijn ogen deed ik mijn verhaal bij mijn huisarts. Ik wist niet wat ik zocht of wat ik van hem verwachtte. Een pilletje dat alles op zou lossen? Prima. Maar mijn huisarts schreef me helemaal niets voor. ‘Zulke pilletjes bestaan niet.’
In plaats van een recept uit te schrijven, vertelde hij dat hij naast zijn werk als huisarts stervensbegeleider was. En dat de gesprekken die hij voerde met mensen in hun laatste dagen vrijwel nooit over werk gingen, tenzij ze iets werkelijk groots voor de wereld hadden gedaan waar ze trots op waren. De gesprekken gingen over familie, relaties, liefdes. ‘Je bent niet je werk.’ Hij praatte verder, maar in gedachten bleef ik het woord stervensbegeleider omcirkelen. De verantwoordelijkheid die het met zich meebrengt, de kostbaarheid van iemands laatste uren. Waar begin je een gesprek, hoe eindigt een gesprek? Hoe houd je moed? Moet je moed houden? En hoe gaan andere culturen om met de dood?
Thuis meldde ik me aan bij een vrijwilligerscentrale. Ik vinkte aan dat ik graag met mensen werk en dat ik van koken houd, dat ik denk op dat vlak iets te kunnen bijdragen, het liefst in een zorgomgeving. De volgende dag al werd ik gebeld door de vrijwilligerscoördinator van het hospice, mevrouw G., alsof het zo had moeten zijn. Vanaf het moment dat ik daar binnenkwam, voelde ik me er thuis.
Voeg leven toe aan de dagen, zo luidt een beroemde uitspraak van de Britse arts en medeoprichter Cicely Saunders van de moderne hospicebeweging en palliatieve zorg in de jaren ‘60. Voeg leven toe aan de dagen. En ook aandacht, bescherming. Ook als je nog gezond bent. Ook als de tijd nog eindeloos lijkt. Ook als je nog niet op het punt staat alles te verliezen. Voor je het weet zijn ze op. En heb je spijt van wat je niet hebt gedaan. Het leven is toch het mooiste, meest waardevolle cadeau dat er is. Waarom doen we anders zoveel moeite eraan vast te houden, de jaren glad te strijken… het is het meest waardevolle cadeau, iedere dag weer. Maar sommigen realiseren zich dat te laat.
Zeer recent is mijn moeder overleden. Het ging al even niet zo goed, maar uiteindelijk ging het toch erg snel. Te snel. Het gaat altijd te snel, er is geen juist moment. Mensen vragen of het werk in het hospice op een bepaalde manier helpt bij het verwerken van het verlies. Ik kan nu zeggen: nee. Hoe dicht je ook op de huid van de dood zit, het blijft abstract. De dood behoort toe aan de ander, dat overkomt jou niet. Naïef, ja. Maar ook noodzakelijk om te kunnen (over)leven. Ik mis haar verschrikkelijk. De begrafenis was prachtig, perfect. Ze zou hebben genoten van de toespraken en de schitterende muziek. Ik denk dat ik nog in ontkenning leef.
Je hebt heel veel auteurs geïnterviewd, wie is jou het meest bijgebleven en waarom?
Altijd de laatste. In dit geval Adriaan van Dis die ik onlangs sprak. Het was een prachtig gesprek waar nooit een einde aan had hoeven komen over zijn werk, over het leven, over kwetsbaarheid, over waarheid versus verbeelding. Een gesprek als een zachte omhelzing. Dat zijn de mooiste. En zo zijn er tal van dierbare herinneringen aan bijzondere gesprekken.
In ‘Soms sneeuwt het in april’ citeer je Ingrid Jonker, betekent zij iets voor je?
Voorin het boek staat ‘Ik herhaal je, zonder begin of einde’. Een regel uit de bundel ‘Ik herhaal je’ van de Zuid-Afrikaanse schrijfster/dichter Ingrid Jonker. Haar zinnen zijn krachtig, haar wil is onbreekbaar. Er zijn veel overeenkomsten tussen haar en Katharina, al zijn het twee verschillende vrouwen die opgroeien in twee verschillende werelden. In de basis hebben ze veel overeenkomsten: al op jonge leeftijd verliezen ze een dierbare. Ze zijn beiden bang dat hun verdriet erfelijk is en twijfelen daarom aan het moederschap. Ze vrezen dat ze schuldig zijn, omdat het bloed dat door hun aderen stroomt, hetzelfde bloed is dat voor het kwaad staat.
Zonder het op dat moment te weten, had ik al mijn nieuwe boek in handen dat volgend jaar voorjaar zal verschijnen. Een roman gebaseerd op het tragische leven van Ingrid Jonker en dat van haar dochter. Ingrid verliet het leven op 31-jarige leeftijd, op 19 juli 1965. Een leeftijd waarop nog alles mogelijk is. Een leeftijd waarop je nog vele levens voor je hebt liggen. Ze liet een klein, belangrijk meisje achter, Simone, samen met een klein, belangrijk oeuvre. Postuum vergaarde ze wereldfaam, dankzij Nelson Mandela die op 24 mei 1994 het gedicht Die kind wat doodgeskiet is deur soldate by Nyanga voordroeg bij de opening van de eerste zitting van het democratisch gekozen parlement, als eerste zwarte president van Zuid-Afrika.
Vanaf het eerste moment dat ik met Ingrid Jonker en haar poëzie kennismaakte dankzij een goede vriendin, ben ik verliefd op haar taal, haar worstelingen, haar intense manier van het leven beleven, haar overgave, haar weerloosheid ten opzichte van het onvermijdelijke, het onvermijdelijk ontkennen ervan, hand in hand, de destructieve relatie met haar vader, met alle mannen in haar leven, haar laveren tussen al het mooie en al het duistere dat dit leven te bieden heeft. Ingrids zinnen zijn krachtig, haar wil en haar strijd tegen onrecht zijn onbreekbaar.
In zowel het leven van Katharina als dat van Ingrid spelen collaboratie en rehabilitatie een belangrijke rol – op verschillende niveaus. De dunne scheidslijn tussen goed en fout, het grijze gebied, een identiteitscrisis, een getroebleerde relatie met zichzelf en met de liefde. Beide vrouwen staan volledig op zichzelf, maar zijn verbonden door dezelfde strijd, dezelfde vraag: hoe ontworstel ik mij aan de keuzes van mijn ouders? Ik ben benieuwd: zouden ze het met elkaar kunnen vinden? Zouden ze troost bij elkaar hebben gevonden? Ik voel een zekere verwantschap met Ingrid, ja. Dit jaar word ik 50. Ik heb regelmatig gedacht dat ik dat niet zou halen. Uiteindelijk, vermoed ik, is dit alles een zoektocht naar mezelf, hoe overleef ik mezelf in dit leven?
Lees je ook het werk van jouw vader en wat heb je van hem geleerd?
Discipline en vertrouwen. Ik heb mijn eerste roman al zo vaak opgegeven. Ik dacht dat er een vloek op rustte. Maar tóch ging ik weer zitten. Ik móest. Ik moet. Ik wil. Schrijven is doorzetten en vertrouwen hebben. Ook als het even niet lukt. Vertrouwen in jezelf, vertrouwen in de lezer, vertrouwen in een goede afloop.
Dank je wel Janneke Siebelink
Wat een mooi en intiem inkijkje uit jouw (schrijvers)leven heb je hierboven met ons gedeeld! Heel veel dank voor jouw tijd en openhartige antwoorden. Heel veel succes met het schrijven van je volgende boek. Ik wens je alle goeds toe in de toekomst.
Volgende week mail ik met Gillian King.
Wellicht ook interessant voor je: