4 augustus 2024
Mailen met Marte Jongbloed
Vandaag mail ik Marte Jongbloed. Ze schrijft voor jong en oud. Je kent haar misschien van de historische jeugdroman Gevaarlijk water of van het YA-boek ‘Hazels pentakel’.
Marte Jongbloed schrijft niet alleen, ze acteert graag en ze geeft ook les. Op het gebied van schrijven is Marte Jongbloed een duizendpoot. Ze schrijft voornamelijk voor jonge lezers, maar jaren geleden verscheen er ook een feelgoodroman van haar. We hebben het over haar nieuwste jeugdboek en ik vroeg of ze nog veel doet in het theater.
Zou je iets willen vertellen over ‘Gevangen in de stad?’
“Gevangen in de stad” speelt zich af tijdens het Leidens Beleg en Ontzet in 1574. De stad is belegerd door de Spanjaarden. Er is een tekort aan voedsel en tot overmaat van ramp breekt de pest uit. Mijn hoofdpersonage Bregje is een meisje van ruim 11 jaar. Ze is een vondeling en woont al sinds het moment dat ze als baby in de kerk werd achtergelaten in het weeshuis. De ‘binnenmoeder’ van het weeshuis probeert alle kinderen onder te brengen in kostgezinnen waar ze het liefst ook nog een vak leren.
Bregje krijgt een plekje bij een nogal eigenzinnige vroedvrouw, Vrouw Louwe. Ondertussen wordt de situatie in Leiden steeds moeilijker. Als Bregje zelf ook in de problemen komt, bedenkt ze een plan om het Beleg te overleven… Ik vond het interessant om over het Leidens Beleg vanuit een personage dat in de stad Leiden zat te schrijven. Hoe zou een jongere die periode hebben ervaren? Het moet een enge situatie zijn geweest… Het mooie omslag is gemaakt door Marieke Nelissen.
Je schrijft graag historische jeugdromans, heb je een voorkeur voor een bepaalde tijdsperiode?
Ik heb geen specifieke periode waar ik een voorkeur voor heb. Voor mij is het schrijven van historische jeugdromans een excuus om zelf heel veel te leren. Ik ben dol op geschiedenis en vind het geweldig om me erin te verdiepen. Ik zoek dus naar onderwerpen waar ik het liefst nog niet heel veel over weet, en waar ik nieuwsgierig naar ben. Vervolgens ga ik onderzoek doen. Eerst lees ik allerlei algemene boeken over een bepaalde periode. Meestal komt er dan wel een idee boven drijven, over een personage, of over een situatie die interessant is om over te schrijven.
Daarna ga ik een synopsis maken en vervolgens ga ik veel gedetailleerder onderzoek doen. Dan weet ik immers nog beter welke informatie ik nodig heb om mijn verhaal te kunnen schrijven. Ik ga op zoek naar informatie in (digitale) archieven en in musea en voel me dan net een detective! Ik praat ook altijd met een historicus die gespecialiseerd is in de periode waarover ik schrijf. Als ik zo’n historicus mag interviewen is dat heel leerzaam. Ik kan dan vragen stellen als: “Stel dat mijn personage dit of dit doet… hoe zou dat dan gaan? Waar moet ik rekening mee houden?’ Als het lukt zoek ik ook informatie over het dagelijks leven. Een kookboek van lang geleden kan bijvoorbeeld heel handig zijn!
Daarnaast schrijf je ook voor peuters en kleuters, hoe kom je aan al die leuke ideetjes?
Ik vind het hartstikke leuk om te schrijven voor verschillende leeftijden. Een verhaal voor kleuters vergt een andere verteltoon dan een verhaal voor kinderen in de middenbouw, of voor adolescenten. Die afwisseling houdt het schrijven fris. Tja, hoe kom ik aan mijn ideeën? Soms zou ik wel eens willen weten hoe ik de stroom aan ideeën kan stoppen, want het zal me nooit lukken om alles wat ik bedenk ook uit te werken. Dan zou ik vier boeken per dag moeten schrijven…
Ik heb op de toneelacademie gezeten en daar werden we getraind om in alles een verhaal te zien. Als ik iemand op straat zie lopen in een bijzondere outfit, of als ik een half gesprek opvang in de trein, als ik een artikel lees in de krant… alles kan het begin zijn van een avontuur. Ik maak met een van mijn vele vulpennen steeds aantekeningen, in van die mooie notitieboekjes. Als ik weer aan een nieuw boek kan gaan beginnen, blader ik daar doorheen en maak ik keuzes. De rest parkeer ik dan maar weer tot later…of tot nooit.
Hoe kijk je terug op jouw roman ‘Een roos in de woestijn’? Je woonde toen ook in Jemen, hoe was dat?
Een roos in de woestijn heb ik geschreven toen we alweer een paar jaar terug waren uit Jemen. Voor het werk van mijn man op de ambassade hebben we twee jaar in de hoofdstad Sanaa gewoond. Eigenlijk zouden we er nog langer blijven, maar het was op zeker moment niet meer veilig genoeg om er met een gezin te blijven wonen en werken. Ondertussen is het er alleen nog maar gevaarlijker geworden. In de krant lees je er soms over, maar eigenlijk is er toch nog te weinig aandacht voor. Er heerst ondertussen echt hongersnood in Jemen, en zoals altijd in dit soort situaties zijn vooral de kinderen de dupe.
Jemen is een prachtig land. We hebben er aan het begin van ons verblijf nog veel van kunnen zien omdat we toen nog door het land konden reizen. Jemenieten zijn heel aardig en gastvrij, en Jemenitisch eten is verrukkelijk. Als je er benieuwd naar bent, dan kun je nu in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam naar een authentiek Jemenitisch restaurant. (Tiptiptip!)
‘Een roos in de woestijn’ was een feelgood. Dat is een ontzettend leuk genre om te schrijven, maar ik werd al snel helemaal opgeslokt door het schrijven van jeugdboeken. Bovendien werk ik ook nog drie dagen per week als docent op de pabo van Hogeschool Leiden. Ik moet dus keuzes maken.
Ik heb trouwens wel zin om ook weer voor volwassenen te gaan schrijven dus ik ben aan het nadenken over een verhaal met een stevige historische lijn waar ik weer lekker veel research voor kan doen. Ik hou als lezer erg van boeken die soepel weglezen, maar ondertussen inhoudelijk veel bieden. Het is niet makkelijk om dat goed te doen, dus daar gaat nog wel wat denkwerk overheen voor ik er echt mee aan de slag ga!
Naast schrijven is het theater ook belangrijk in jouw leven, doe je daar nog veel mee?
Theater blijft belangrijk. Tijdens het schrijven kijk ik naar mijn personages en de ontwikkeling van het verhaal op een ‘theatrale’ manier. Het moet goed speelbaar zijn. Mijn personages wil ik dus altijd een tegenkant geven, want dat is interessant om te spelen (en om te lezen). Iemand kan bijvoorbeeld niet alleen maar slecht of goed zijn. Er is altijd een moment waarop iemand iets doet of iets denkt waardoor je een diepere laag van het personage kunt laten zien.
Verder maak ik filmpjes bij sommige boeken waarin ik een personage speel. Zie bijvoorbeeld Youtube Herre voor alle filmpjes bij de boeken over Herre (8+). Ik speel in die filmpjes een overbezorgde moeder van een jongen (Herre) die niks mag omdat zij overal gevaar ziet. En zie Het Flosteam voor filmpjes bij mijn boeken over Vinnie en Flos (4+). In die filmpjes spelen de bekende illustratrice Natascha Stenvert en ik twee “floskundigen”. We geven kinderen tips over het opsporen en redden van flosjes.
Daarnaast doe ik ook nog andere ‘dramatische’ dingen. Zo ben ik een van de auteurs van de dramalessen in de kunstmethode EigenwijsNext (voor het basisonderwijs). Ik begin het zelf spelen wel te missen en ik heb onlangs met oud-dramacollega’s al een paar lange gesprekken gevoerd over het maken van een kleine ‘broekzakvoorstelling’. Zo noem ik een voorstelling die je met weinig middelen (decor en techniek) en dus ook low budget kunt maken. Langzaam maar zeker beginnen die ideeën vorm te krijgen. Het enige wat we nu nog nodig hebben is tijd om te gaan schrijven en repeteren! Tja…
Dank je wel
Lieve Marte, ik vond het heel leuk om met jou te mailen. Ik kijk uit naar ‘Gevangen in de stad’ en voor wie er ook naar uitkijkt: eind augustus komt deze jeugdroman uit! Volgende keer mail ik met een auteur die vorig jaar zijn debuut afleverde en nu op de Hebban shortlist staat…
Wellicht ook interessant voor je: